Als taalnerd houd ik van causatieven. Mocht dat besmettelijk klinken: wees niet bevreesd, want causatieven zijn gewoon werkwoorden van een bepaald type. ‘To cause’ is Engels voor ‘veroorzaken’ en een causaal verband is ook in onze taal het verband tussen oorzaak en gevolg. Een zogenoemd overgankelijk werkwoord heet het causatief van een onovergankelijk werkwoord, als het lijdend voorwerp ervoor zorgt dat de handeling gebeurt. Dat verduidelijkt alsnog weinig, maar gelukkig maken voorbeelden inzichtelijker wat dit behelst.
“Het blaarkopkalf werd gedrenkt door de veehouder” betekent hetzelfde als “de veehouder gaf het blaarkopkalf te drinken”. ‘Drenken’ is hierbij het causatief en hoort dus bij het actieve ‘drinken’. Andere combinaties zijn bijvoorbeeld: laten waken – wekken; laten zitten – zetten; maar ook: laten vallen – vellen. Binnen deze genoemde werkwoordparen is er telkens sprake van één klankverschil.
Hoe dan ook: ‘drenken’ is iets anders dan ‘drinken’. Toen ik laatst op de radio een streektaalgenootje uit het midden van de provincie in het Nederlands hoorde uitleggen dat hij als vrijwilliger tijdens een evenement de deelnemers van ‘eten en drinken’ voorzag, leek dat toch heel sterk op “eten en drenken”. Veel Nederlandssprekende Groningers hebben de neiging om van een korte ‘i’ in een woord een ‘e’ te maken. Zo hoor je in Groningen ook wel de realisatie ‘wee(i)nkel’ waar anderen ‘wi(e)nkel’ zouden zeggen en ‘kee(i)ndje’ voor ‘ki(e)ndje’. Dit is niet verwonderlijk: in het Gronings beheersen we immers een langgerekte klank die bijna het midden laat tussen die i en die e-klank en die we horen in een onvertaalbaar woord als ‘wènst’ (dat eveneens gespeld mag worden als ‘wìnst’: ik doe mijn casus rusten!).
In veel regio`s worden in de standaardtaal en binnen dialecten trouwens de werkwoorden ‘liggen’ en ‘leggen’ door elkaar gebruikt, en ‘kunnen’ en ‘kennen’ lijken ook plaatselijk inwisselbaar. Dat is niets nieuws, want uit Middelnederlandse teksten blijken die werkwoordparen onderling daadwerkelijk nog inwisselbaar te zijn. Zulke nuanceverschillen geven kleur aan een taal die wel standaard is op papier, maar niet in uitspraak.
In het Middelnederlands Lexicon, dat de woorden opsomt waarvan we weten dat die ongeveer tussen 1100 en 1600 werden gebezigd, staan ‘drinken’ en ‘drenken’ overigens gebroederlijk naast elkaar. Beide in de betekenis van ‘verdrinken’! ‘Drenken’ doet nog steeds aan ‘drenkeling’ denken, dat niet het voorvoegsel ‘ver-‘ kreeg waarop ‘verdrinken’ dan weer wel aanspraak maakt.
Bij nader inzien kan het ook zijn dat ik de Groninger op de radio verkeerd begreep. Wanneer je als vrijwilliger voor een goed doel dorstige lieden van drinken voorziet, dan ben je immers aan het drenken?
Literatuur:
- Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, dertiende uitgave (1999). Van Dale Lexicografie, Utrecht/ Antwerpen
- Zakwoordenboek Gronings, Siemon Reker (1988). Staalboek Veendam
- Middelnederlands lexicon, W.J.J. Pijnenburg en T.H. Schoonheim (1984). Schiphouwer en Brinkman, Amsterdam
- Jan Stroop, ‘Over liggen/ leggen en kunnen/kennen’