Ze had een hekel aan stilte, zei ze, en zou gillend gek worden op zo'n boerderij. Op de ruimte wonen was niets voor haar. Het dorp waarin zij woonde was ook niet bepaald een metropool en verkeerde tijdens kantooruren in een diepe rust, maar dit lieten we even buiten beschouwing. Dat ze niet van stilte hield was evident; aan iedere poging tot een gesprek tijdens de verjaardagsvisite nam ze immers op dominante wijze deel - tot ergernis van haar schoondochter.
En dan dat vreselijke Gronings van die boeren waar ze woonde, ging ze verder, even voorbijgaand aan het feit dat juist de agrariërs uit die omgeving veelal elders uitgekochte import betrof, dat vond ze tenenkrommend. Haar schoondochter siste, met het schaamrood op de kaken, dat ze zich een beetje moest inhouden. 'Ing doet ja iets met Gronings, dat weet u ja wel!', viel haar zoon zijn geliefde bij.
Ze murmelde iets en ging over op een ander onderwerp: de koffie, die haar schoondochter altijd veel te sterk zette. Aan mij vroeg ze, met een samenzweerderige blik: 'Wil jij me eem de suiker aanlangen? Ik kan niet best om die andere mensen toe en jij hebt langere arms als ik.'