Een exquise voorkeur is
het niet, maar ik ben - en velen met mij - liefhebber van het werk van
filmregisseur Quentin Tarantino. Getergd door Hollywoodse tegenslagen liet zijn
laatst afgeleverde geesteskind nogal op zich wachten, dus toen Once Upon a
Time in Hollywood
eindelijk in première ging móest ik die film zien. Enige
stressfactor: ik ben me bewust van de historische kadrering van het verhaal en,
net als die arme Sharon Tate in augustus een halve eeuw geleden, ben ik 8,5e
maand zwanger. Desalniettemin toog ik naar de bioscoop en ik voel sedertdien
zelfs de behoefte om op de film te reflecteren, omdat veel waardevolle
elementen in mijn optiek onderbelicht of zelfs onbelicht blijven in de
recensies die ik her en der lees. Tarantino`s wens om bepaalde plotwendingen
niet te verklappen heb ik bij het schrijven van deze reflectie voor ogen
gehouden, maar daarnaast ga ik wel in op andere elementen. Wil je daar niets
over lezen, dan is het handig om nu weg te klikken.
Het verhaal over een uitgerangeerde acteur en zijn beste
kameraad, c.q. stuntman, vormen de spil van het verhaal. In het Los Angeles van
de jaren zestig ontrolt het verhaal over de zogeheten ‘bromance’ zich en de
setting is met veel liefde voor de tijd en voor het product uitgewerkt. Het
straatbeeld, de muziek, de kleding, de nieuwsberichten, de drankjes en de
reclames voeden het beeld van een tijdperk dat voorgoed voorbij is, al was het
alleen maar vanwege de factoren waarop nu een taboe rust (op de radio wordt
bijvoorbeeld getipt wat de beste manier is om mooi bruin te worden en 'ook al
kun je daarbij zelfs een beetje verbranden, er is immers nog nooit iemand ziek
geworden van een beetje zonnebrand'). Wat ik in sommige reacties las
over losse eindjes kan ik dan ook niet beamen: alles in de film draagt bij aan de
couleur locale.
Wat me aan de thematiek als eerste opvalt zijn de
voortdurende spiegelingen en contrastwerking in het verhaal. Die ambiguïteit
zit om te beginnen bij de hoofdpersonen. Het personage van Brad Pitt, Cliff (vgl.
cliffhanger) Booth, is een ongecompliceerde jongen die aan het front heeft
gediend. Met die ervaring als veteraan gaat een aantal evidente eigenschappen
gepaard: soberheid, onvoorwaardelijke loyaliteit ten aanzien van vrienden en
een rabiate overlevingsdrang. Booth is beslist easy going (althans: dat is wat
wij als kijker te zien krijgen, maar bij een overlever die zich werkgerelateerd
dan weer in de ene, dan weer in de andere vermomming hult en zich daarbuiten vaak
verbergt achter zijn pilotenzonnebril kun je je afvragen of deze maskers niet
symbolischer zijn dan we op het eerste gezicht denken): zodra hij wordt
geschoffeerd of uitgedaagd is zijn eerste reactie een ingehouden grinnikje en
hooguit wat gemompel. Hij wordt echter achtervolgd door een donkere bladzijde
uit zijn verleden en stelt zich om die reden, ondanks zijn goede looks, tevreden
met de rol van stuntman en manusje-van-alles voor zijn beste vriend.
Hoewel hij voor de camera vaak dit beheerste type speelt, zit
het korte lontje juist bij de neurotische Rick Dalton, die veel sneller op de
kast zit en gebaat is bij ontzenuwende peptalk van Booth. Dalton wordt subliem
neergezet door Leonardo DiCaprio. Zijn karakter heeft er vijf jaar over
gedaan om naar de top te klauteren, wist zich daar tien jaar staande te houden
en is nu beslist op z’n retour. Lange tijd was Dalton de hoofdpersoon in een
televisieserie over een premiejager in het Wilde Westen, maar binnen een
maatschappij die ruimte biedt aan onder meer de flowerpowerbeweging breekt er
een era aan waarin aan zo'n serie geen behoefte meer is. Rick Dalton probeert
daarop door te breken als filmster, maar wordt louter gecast als een
boosaardige schim van zijn gewezen televisiekarakter. Dit stimuleert zijn
faalangst en drankzucht, wat een stotterende en zwetende antiheld van hem
maakt. We zien hem worstelen met de schaarse kansen die hij krijgt en zijn
onvermogen hierin onfeilbaar te zijn. Zodra hij zijn zenuwen weet uit te
schakelen zien we echter een perfectionist aan het werk die zich de scènes
volledig weet toe te eigenen: je vergeet bijna dat het hierbij gaat om een
raamvertelling; een verhaal in een verhaal. DiCaprio durft dan met zelfspot een
zwetende angsthaas neer te zetten, maar op zulke momenten laat hij even zien
uit welk hout hij daadwerkelijk gesneden is.
Na het maken van wat onhandige keuzes weet de acteur Dalton
niet goed meer welk pad hij moet inslaan. In deze fase staat hij in contact met
invloedrijke personages gespeeld door Hollywoodnestors Al Pacino en Kurt Russell,
die in hun gedragingen en teksten herinneren aan films uit hun eigen begintijd
als acteur. Dalton zwicht uiteindelijk voor het aanbod om, met frisse tegenzin,
een aantal spaghettiwesterns op te nemen in Italië. Tarantino gaat in de
beschrijving van filmtitels en ontwerpen van retro-filmposters helemaal los,
wat zorgt voor een aantal van de vele komische momenten in de film.
Op enig moment vraagt
Dalton aan Booth om de kapotgewaaide antenne op zijn dak te repareren. Deze
scène, waarin de stuntman als een klipgeit op het dak springt en zich daarna
ontdoet van zijn shirt, wordt elders omschreven als 'omgekeerd seksisme'. Het
is naar mijn mening inderdaad bewegende poëzie om Pitt - 55 jaar oud en
onverminderd prachtig - zijn lijf te zien etaleren, maar volgens mij schuilt
ook hierin enige symboliek: Dalton weet niet welke kant het opgaat met zijn
carrière en zijn innerlijke antenne is daadwerkelijk kapot. Dat hij zijn
rechterhand Booth vraagt om de antenne te repareren; hem vraagt om duiding in
zijn zoektocht, is vast niet lukraak gekozen. Van dergelijke symboliek
loopt de film over.
Een motief vormen de vele duels in de film: de dreiging die
in een western voorafgaat aan een vuurgevecht, een soort wederkerige trance die
doorbroken wordt zodra één van de revolverhelden naar zijn Sam Colt grijpt,
zien we in deze film veelvuldig terug. Zo'n duel is in feite een soort
spiegeling waarin twee karakters hun lichaamstaal aan elkaar aanpassen. Of
het nu gaat om een meisje uit de Manson Family die Booth de toegang wil
versperren, een hond die wacht op het Pavlov-signaal dat aangeeft dat hij op
zijn gevulde etensbak mag aanvallen (een cruciaal tongklikje van zijn baas) of
een keurig gecoiffeerde bewoner van een villa in de Hollywood Hills die een
indringer in hippie-uitdossing wijst op zijn misplaatste aanwezigheid: ook los
van Daltons CV is de spanning van het duel voortdurend voelbaar.
Kenmerkend voor de films van Tarantino is dat hij de
achterkant van schoonheid niet schuwt. De meeste regisseurs tonen als het ware enkel
de waterlelie, maar Tarantino laat daarnaast zien welke onoverzichtelijke
kronkels er aan de onderkant van die waterlelie in de stengels zitten. Per ongeluk
toegetakelde personages, gangsters in campingoutfits en verkeerd afgehandelde
deals kenden we bijvoorbeeld al uit eerder werk. In deze film zien we een
prachtig decor dat opzij geschoven wordt om uitzicht te bieden op een
parkeerplaats. Een ander voorbeeld is een pafferige, onophoudelijk rochelende acteur
die met een zonnig gezicht een reclamespotje opneemt voor een bepaald sigarettenmerk.
Villa's in Hollywood staan tegenover aftandse trailerhomes, blinkend
opgepoetste auto’s contrasteren met afgeragde roestbakken, wuivend okselhaar staat
tegenover gladgeschoren oksels, proper tegenover groezelig, voorspoed versus
pech, enzovoort.
Tarantino wekt vaker de indruk 'iets te hebben met' voeten:
Vince Vega en Mia Wallace dansen blootvoets naar de overwinning in Pulp
Fiction
, the Bride vecht in Kill Bill
op blote voeten onder haar karakteristieke
gele pak. Deze keer zijn de voeten opnieuw goed vertegenwoordigd, al
manifesteert zich hierin evenzogoed een contrast: de eeltige, slecht
onderhouden voeten van de meisjes in Mansons commune, waar verval en ongedierte
heersen, tekenen sterk af tegen de immer in eigentijdse laarzen gestoken voeten
van Sharon Tate in haar schone, goed onderhouden huis. Op het schoeisel van de
beide hoofdpersonen wordt daarnaast flink ingezoomd: de cowboylaarzen van Dalton,
die maar geen afscheid kan nemen van zijn rol als westernheld, naast de
mocassins van Booth, die als stuntman behendig moet kunnen zijn en daarnaast
conformistischer is aan de loop van het leven.
Een ander motief waarop ik stuitte is dat van de tastbare
hiërarchie. Dalton heeft een fraai huis in de Hollywood Hills, maar als de
succesvolle regisseur Roman Polanski het huis naast hem huurt, bevindt zich dat
nog net iets hoger op de berg. Polanski aan de top, Daltons carrière die
bergafwaarts gaat: het wordt hier letterlijk in beeld gebracht. Als hij als
slechterik gecast wordt voor een bijrol in een pilot, moet Dalton al rokend de
trap van een saloon afdalen om op ooghoogte te komen met de hoofdpersoon; de
nieuwe ster – weer dat hoogteverschil en het doorbreken daarvan. Op zeker
moment raakt stuntman Booth verzeild in het kamp van de Manson Family en
begeeft hij zich door een haag van sekteleden naar het hoofdkwartier, waarvoor
hij een trap op moet. De anderen kijken stilzwijgend toe, wat de spanning sterk
voedt. Zodra hij het hoofdkwartier verlaat en de trap afdaalt, roeren de vrouwelijke
sekteleden pas hun tong (en hoe!): hier zien we Orpheus bijna afdalen in de
onderwereld - pas als hij omkijkt wordt de stilte doorbroken en daarna gillen
de Maenaden hem toe.
Interfilmische verwijzingen zitten er in deze film zo veel
dat je als kijker voortdurend op scherp staat. Aan veel van Tarantino`s
filmische voorgangers wordt gerefereerd, maar hints naar films uit de sixties
duiken daarnaast bij voortduring op. Maakt Booth even veelzeggend oogcontact
met een liftend meisje, dan horen we uit zijn radio 'Mrs. Robinson' van Simon
& Garfunkel, waardoor we onmiddellijk aan The Graduate
denken – en aan
de seksuele lading die daarbij hoort. Rijden Polanski en Tate in de cabrio naar
een zwoel feest, dan zien we hen van achteren gefilmd - zoals in die tijd
gebruikelijk (en waardoor het zelfs herinnert aan Austin Powers
). Dan
zijn er nog de ettelijke citaten, reclames, gespiegelde scènes en zelfs
houdingen die verwijzen naar andere films.
Een laatste spiegeling die ik wil noemen is de cast: terwijl het Leidmotief in deze film het vechten tegen de filmische ondergang lijkt te zijn, biedt de regisseur ervan niet alleen fraaie kansen aan gerenommeerde acteurs en voormalige kindsterretjes, maar betrekt hij ook veel nieuwkomers bij dit project. Wat opvalt is dat daar een aantal kinderen toe behoren van Hollywoodsterren over wie we niet meer zoveel horen. Andie MacDowell, Bruce Willis en Demi Moore waren groot in kaskrakers van de jaren negentig en nu mogen hun dochters Margaret Quallay en Rumer Willis laten zien wat ze kunnen.
Als kritiek kreeg de film onder meer dat de schitterende actrice Margot Robbie in haar rol als Sharon Tate niet iets meer tekst kreeg. Ik deel die kritische houding ten aanzien van deze benadering niet. Net als Polanski en Manson wordt Tate weinig aan het woord gelaten. Deze drie historische figuren, over wie we nagenoeg alles te weten kunnen komen uit de talloze naslagwerken over hen, worden met name aanschouwd. We bezien hen, volgen hun gedragingen even, en vullen de rest dan in met de historische kennis die we over hen hebben - op hun psyche wordt enkel indirect ingegaan. Tarantino vlindert als het ware over hen heen en laat hen daarmee historisch zo goed mogelijk in tact (uit de reacties op het verhaallijntje met Bruce Lee kunnen we overigens opmaken dat het grote risico's met zich meebrengt om historische figuren een nieuwe stem te geven). Anders dan in de fenomenale roman Het Schervengericht van A. F. Th. van der Heijden, waarin de schrijver Manson en Polanski elkaar laat ontmoeten en hij de personages zo dicht nadert dat hij op een gegeven moment zelfs redeneert vanuit de ongeboren zoon van Polanski en Tate, Paul, moeten we het in deze film doen met een afstandelijker aanpak. Van de drie beroemdheden volgen we Tate het meest en wat we over haar te weten komen spreekt boekdelen. Ze is vriendelijk, beminnelijk, belezen en deugdzaam. Te midden van een feest in de Playboy Mansion wekt ze zelfs nog een decente indruk. Wanneer Tate door het centrum van Los Angeles loopt, de stad van plastic en klatergoud, bezoekt ze gericht een antiquair voor een editie van het boek Tess of the D'Urbervilles , dat ze met veel belangstelling heeft gelezen en nu wil aanschaffen voor haar eega. Iedereen die het boek kent, ziet de parallellen in de levens van de fictieve Tess en de levende Sharon. Op de terugweg van de antiquair bezoekt ze spontaan het filmtheater dat de film vertoont waarin zijzelf een rol vertolkt (en waarin we de echte Tate aan het werk zien). Ze ging dus niet apart naar het centrum om zichzelf narcistisch te bewonderen op het witte doek, zoals ook wel gesuggereerd wordt. Haar verbaasde trots op haar met zorg voorbereide bijrolletje contrasteert met de druk die haar buurman, Rick Dalton, ervaart wanneer hij nog een bijrolletje weet te scoren in een serie of film.
Een ander punt van kritiek waarop ik wil ingaan is de manier waarop bepaalde verhoudingen worden uitgelegd. Bij aankomst op een feest waar alle beroemdheden van het moment vertegenwoordigd zijn, wordt door middel van een bijschrift aangegeven dat één van de gasten Steve McQueen is en een andere gast Jay Sebring. Hoewel dit wellicht geldt als gemakzuchtig, vind ik het juist vermakelijk controversieel dat Tarantino zich hieraan waagt. Dat deed hij bijvoorbeeld ook in Inglorious Basterds , waarin Joseph Goebbels op een curieuze manier wordt geïntroduceerd, en het strookt bovendien met de mores van de tijd waaraan de regisseur een ode brengt middels zijn film. Als knipoog naar een tijd waarin films minder intensief met een stofkam werden bewerkt voordat ze aan het publiek werden vertoond, zien we in Once Upon a Time in Hollywood zelfs een scène waarin duidelijk zichtbaar knipjes zitten en de personages na ieder knipje uiterlijk net iets veranderd zijn (cowboyhoed op, cowboyhoed af).
Tot zover mijn reflectie
op een mijns inziens meesterlijke film, die een gelaagdheid vertoont die ik in
tijden niet op het doek heb aangetroffen en waarin, ondanks de 2,5 uur die de film duurt, naar mijn idee aanzienlijk minder losse eindjes zitten
dan elders wordt gesuggereerd.