Een verfrissend originele onderzoeksvraag van twee jonge gymnasiasten: ‘Hoe verklaren Groningers elkaar de liefde?’
“Niet”, antwoordden de vriendinnen die ik ernaar vroeg, maar daarover verderop meer.
Dat het Gronings geen taal is die meteen de associatie oproept met bronstig gefluisterde woordjes kan nagenoeg iedere spreker ervan beamen. Het team dat de Bijbel vertaalde naar (de) Biebel worstelde zo af en toe met de directheid en het onopgesmukte van onze streektaal. Maar elkaar de liefde verklaren, dat doen Groningers toch wel?
Groningsdag 2013: liefde als thema
Een aantal jaren geleden was ‘Laifde’ het thema van de Dag van de Groninger Taal1. Er werd onder meer een poëziebundel gepresenteerd met 90 Groningstalige liefdesgedichten uit de voorgaande dertig jaar. “Er wordt wel eens gezegd dat Groningers zich moeilijk uiten over de liefde. Het programma van de Dag en de liefdesbundel bewijzen het tegendeel; In Groningen beleeft men de liefde zoals overal ter wereld.” Luidt een citaat uit het begeleidende persbericht. In de bij de dag behorende Moi – het tijdschrift dat verbonden is aan dit jaarlijkse culturele hoogtepunt van de Groningse streektaal – staat bol van de beschouwingen, onder meer over de liefde.
Poëzie
Deze bewuste bloemlezing heeft dus de liefde als thema, maar dat is beslist niet het Leitmotif in veel Groningstalige literatuur. Als reactie op een oude traditie waarin de verheerlijking van Groningen en het Gronings, het liefst van vroegere tijden, het voornaamste thema vormde, ontstond in de tweede helft van de twintigste eeuw een tegenbeweging die afkerig was van onderwerpen die hen zoetsappig leken. Er vond een herijking plaats waarbij thematiek en versvormen kritisch onder de loep gelegd werden – al waren er buiten de mores van het literaire tijdschrift Krödde dichters te over die niet met die golfbeweging meevoeren.2
Muziek 3
Meer dan het gros van de hedendaagse Groninger gedichten, geven songteksten van veelgehoorde artiesten blijk van een bepaalde amoureuze voorkeur. Ze hier allemaal opsommen is ondoenlijk, maar om een idee te geven hierbij een aantal voorbeelden.
Voorwerpen, abstracties of gebeurtenissen worden gekoesterd en bezongen: 'Mien olde puch' en 'Cadillac', beide van Sijtse Scheeringa, ‘Leef het leven’ van Erwin de Vries, ‘Doen ien Oskerd’ van Jan Veldman, de ‘Lopster toren’ en ‘De Lidl’ van Rooie Rinus & Pé Daalemmer – in het tweede voorbeeld binnen de formatie De Bende van Baflo Bill – en zelfs een lofzang op dames door heel Groningen van Pé & Rinus. Zeker bij Veldman en laatstgenoemden zijn zulke lofzangen vooral ‘cabaresk’ en ironisch, zoals veel binnen hun oeuvres.
Hoewel loftuitingen nogal eens zijn gewijd aan plaatsen of streken (om er een paar te noemen: ‘De Groanrepubliek’ van Alex Vissering, ‘Wondern van mien stee’ van Marlene Bakker, ‘Mien Grunneger Stad’ van Arnold Veeman, ‘Laand woar ik geboren bin’ van Klaas Spekken en ‘Op Stee’ van Harry Niehof) zijn er daarnaast ettelijke Groningse liedjes als eerbetoon aan een geliefde. En hoe zijn die liefdesverklaringen dan van aard? Blijkens 'Ik mag die aibels geern' van Wia Buze, ‘k Mag die geern’ van Eltje Doddema en 'Wies mit die' van Henk Jan de Groot op z`n 'nuchter noorderlings': niet alle registers gaan open om het object van affectie te roemen en aan heel bombastisch doen we hier niet. Als de liefde langskomt in Groningse songteksten is dat nogal eens en passant: ‘Zundagmörgen’ van Swinder en ‘Julia’ van Edwin Jongedijk. ‘Trilploat’ van Wat Aans! focust meer op één specifiek onderdeel van de lustbeleving.
'As t boeten störmt' van Ede Staal is al iets ouder, maar nog actueel als cover van Marlene Bakker. Ingetogen en episch, wederom zonder te zoet te worden. 'Laifste' van Wia Buze en geschreven door Jan Henk de Groot benoemt de dagelijkse geneugten van het samenleven. ‘Doe’ van Erwin de Vries is een milde ode aan een geliefde.
‘Mien Lutje Laif’ van Arnold Veeman en Jan Siebo Uffen is emotie in woord en muziek, waarvan Veeman te kennen gaf dat het geschreven werd voor zijn kinderen. ‘Sayonara’ van Burdy is liefdes(verdriet)lied en de cover ‘Òfschaaid’ van Marlene Bakker en Edwin Jongedijk en het op muziek gezette gedicht ‘Joapke Jong’ van Eva Waterbolk zijn eveneens romantisch en gevoelig.
Ze zijn er dus, die gezongen liefdesverklaringen! Teleurstelling in (de context van) de liefde is er in het Gronings echter ook te over, als we zo luisteren naar bijvoorbeeld ‘Poolse bruid’ van Bert Hadders, Bonnie Boonstra & De Nozems, ‘Grunneger Wicht’ van Erwin de Vries, ‘Lola’ van Bert Hadders en de nozems en ‘Hee doe’ van Rooie Rinus & Pé Daalemmer.
Obsessieve of zelfs demonische liefde is het Gronings evenmin vreemd: in Burdy's 'De vissers van Zoltkamp' komt een schip dat in de vissersnetten een zeemeermin aantrof - kennelijk zo'n monsterlijke halfvis uit de Sirenenfabriek die ook Odysseus' schip op de klippen dreigde te laten lopen – nooit meer terug van zee en ‘De Knoalster Lorelei’ van Geert Teis verhaalt over een jongeling die het hoofd op meer dan één manier verliest bij het horen van het misleidende gezang van de blondgelokte deerne. De Lorelei werd muzikaal uitgebracht door Henk Scholte van Törf, Bert Ridderbos en Linde Nijland. Het project Spinbarg brengt ten slotte Groningse volksverhalen in woord en gezang ten tonele en tot deze verhalen behoren verschillende lugubere liefdesgeschiedenissen.4
Uit de kunst
“Mien laive stumper/ katmui/tied/…” mag dan een veelgehoorde uitroep zijn in het Gronings, als het gaat om het ophemelen van hun geliefdes binnen relaties valt het woord laif aanzienlijk minder vaak, aldus de door mij ondervraagden. Hoe verklaren Groningers elkaar de liefde? “Niet”, antwoordden de vriendinnen die ik ernaar vroeg dus. In hun ogen was berusting te lezen, doch een zweempje teleurstelling dacht ik eveneens te kunnen bespeuren. Hoe was dat dan zo gekomen, met die partners van hun? Die relaties ‘ontstonden gewoon’, verklaarden ze (wellicht is het niet handig om vriendinnen door te zagen over wat zij daar expliciet mee bedoelen), maar woordelijk benoemd werden de gevoelens zelden. Sterker nog: de dames die ik ernaar vroeg zouden het atypisch en enigszins ongemakkelijk vinden wanneer hun partner plotseling veranderde in een analytisch-romantische figuur. Vriendinnen foeteren soms op hun a-romantische mannen (“Schrijf ik een heel lief appje, krijg ik geen antwoord of, op z`n best, een berichtje terug met “Ok”. Nou jaaaaa!”), maar zouden zich bezorgd voelen wanneer zij ineens wel attent cadeautjes zouden krijgen van hun liefjes.
En andersom? De Groningse dames zijn uitgesprokener in hun liefdesbetuigingen, zo blijkt uit mijn micro-onderzoekje. Binnen de heteroseksuele stellen geven de meeste dames aan dat zij, zeker in de proloog van hun relatie, veel meer benoemden dan hun partner. Hun vrienden regisseerden, zij registreerden. Sturen deden veel vriendinnen wel. Van deze stellen spreekt niet iedereen Gronings met elkaar binnen de relatie, al lijkt dat voor de beoordeling niet uit te maken. Is er binnen ‘Groningse’ relaties dan meer communicatie tussen de regels door? Alle vriendinnen beamen dat.
♂♂
De vrienden in homoseksuele relaties die ik vroeg lijken explicieter in hun verbale liefdesverklaringen, al bedriegt schijn in dezen: één rondje over de Zuidlaardermarkt met vriend X en hij wist feilloos aan te wijzen welke bezoekers van de herenliefde waren en zelfs welke adolescent nog worstelde met zijn duidelijk homoseksuele geaardheid. Kortgezegd: ik lette op paarden, hij niet zozeer. Er worden heel wat blikken gewisseld, wenkbrauwen opgetrokken en lachjes toegeworpen. De non-verbale communicatie tiert er welig. “Maar ik loop toch naast je?” Probeerde ik nog. Not a chance: niemand van de herenliefde zou erin trappen dat hij bij mij hoorde.
En het volgende stadium? Hoe verlopen de liefdesverklaringen binnen relaties? Dat verschilt per partner. Iemand die onlangs uit de kast kwam is nogal stroef in zijn betuigingen, aldus mijn bron, andere eega`s zijn hartstochtelijker. Dit deel van het micro-onderzoekje is echter zelfreflectief, want, pech voor mij: in geen van de relaties is de eega een Groninger.
Huwelijksaanzoeken
Met welke bewoordingen gingen de huwelijksaanzoeken van de getrouwde stellen gepaard? Van de geïnterviewde stellen is er één bij van wie het aanzoek in het Gronings ging. En daarover kan de bruid kort zijn: dat was ‘eigenlijk niet echt’ een aanzoek. Niet? “t Mos mor es wezen, nait?” Waren de exacte woorden die ze kon oproepen.
De omgeving waarin het aanzoek plaatsvindt is in de meeste gevallen weinig spectaculair. ‘Aan de keukentafel’, ‘in bed’ en ‘op de fiets’ (bijna een eenzijdig ongeluk veroorzakend – was het toch nog spectaculair geworden) komen langs. Uitzonderingen zijn er ook: tijdens een concours hippique werd eens een dame, ten overstaande van minstens tachtig ruiters, ten huwelijk gevraagd door een haar welbekende parachutist en dat stel praat tot op de dag van vandaag Gronings met elkaar. Een andere kennis werd op haar favoriete Waddeneiland verrast met een aanzoek via flessenpost. ‘Onder een waterval op vakantie’ en ‘in Hydepark Londen; mijn favoriete stad’ worden ook genoemd. Die Groningers kunnen het dus best, dat romantisch zijn.
Wat opvalt is dat bij de meeste getrouwde heteroseksuele stellen de vrouw al geruime tijd voor het aanzoek aangaf te willen trouwen, alleen maar kinderen te willen als ze getrouwd was of alleen mee te willen verhuizen of zelfs emigreren na een huwelijksvoltrekking. Eisen aan het aanzoek werden ook nog regelmatig gesteld: de liefdesverklaring als pressiemiddel!
In een enkel geval (aanzienlijk minder vaak) vroeg de vrouw de man en dan in een bijpassende locatie: in een theehuisje bij een Groninger borg, bij een boom met een speciale geschiedenis of in een helikopter boven een zekere rivier.
Man of vrouw: in de meeste gevallen kwamen ingestudeerde volzinnen bij een aanzoek spontaan te vervallen vanwege wederzijdse spanning. “Aaaaach toe nou, je weet toch wel wat ik wil vragen?!” Spant de ri… kroon.
Huwelijk en toneel
De suggestie dat trouwen belangrijk lijkt, wordt gevoed door de rijke traditie aan amateurtoneel in Groningen en het Gronings. Veelal kluchtige stukken zijn het die jaarlijks worden opgevoerd na een winter repeteren, en waarin nogal eens minimaal één verhaallijntje zit over een potentieel stel dat in eerste instantie (vanwege standsverschil, inkomensverschil, leeftijdsverschil of volstrekt contrast in karakters) weinig overeenkomstig heeft, om op de valreep van inzicht te veranderen om dan te besluiten tot een huwelijk. Het huwelijk lijkt hierbij het summum: een elementaire daad die tot het hoogst haalbare behoort. Deze visie strookt, paradoxaal genoeg, niet met het ingedutte stel (kijvende vrouw, lethargische man, blank, middelbare leeftijd, arbeidersklasse) dat in nagenoeg iedere Groningse klucht eveneens opduikt.
Hoe dan ook: de beslissing van het jongere of jeugdiger stel om in het huwelijksbootje te stappen lijkt vaak weinig natuurlijk. De één was al gecharmeerd van de ander, maar de ander moest lange tijd niets van de één hebben; de twee konden elkaar niet luchten of zien of het is nog dramatischer: er was een schijnbaar onoverkomelijke kloof vanwege een familievete. In plaats van een natuurlijk toegroeien naar elkaar, lijken de latere huwelijkspartners als bij toverslag tot verandering van amoureuze voorkeur te komen. Zelfs een deus ex machina komt er niet altijd aan te pas. De liefdesverklaringen die we op het podium geuit horen worden komen veelal van de mannelijke helft van het stel en zijn dikwijls onbeholpen van aard.
Goedbedoeld, maar enigszins ongelukkig geformuleerd zijn die liefdesbetuigingen met regelmaat. Om al te expliciete uitingen te omzeilen wordt er grif gebruik gemaakt van metaforen (de term 'brommers kieken' is niet voor niets streektalig). "Zolst n moal mit mie mitgoan willen noar Zuudloardermaart?" is bijvoorbeeld zo`n vraag uit een toneelstuk: een vraag die vervolgens wordt geïnterpreteerd als een voorportaal voor een levenslange alliantie en zo ook bedoeld lijkt. "Ik wol mit die ook wel ais noar Paries" - veel gekker wordt het niet.
Niet in alle gevallen krijgen we als publiek de liefdesverklaring echter te horen, want deze vallen nogal eens buiten de registratie van het publiek. In veel gevallen komt een dergelijk stel - te elfder ure, als veel andere verhaallijntjes zijn afgerond - in medias res uit een kast of met een openvallende deur de plaats van handeling binnenrollen met verward haar, verkeerd vastgeknoopte kleding en overmatige lipstick op onverwachte plaatsen. De kracht van de scene zit hem in het verrassingseffect (is dat er nog, bij zo`n formule?) van de twee tegenpolen die elkaar, o hilariteit, op hartstochtelijke wijze weten te vinden.
Lijkt dit iets al te onbeholpen om realistisch te kunnen zijn: dat laatste valt nog te bezien. Natuurlijk komen alleen de excessen ter sprake tijdens een theetje en een wijntje, maar tot welgemeende complimenten en verkapte liefdesverklaringen van Groningers behoren onder meer: "Doe bist t nuverste wichtje van t haile dörp" (bij een inwonertal van hooguit duizend), "k Mog altied geern noar joe kieken, veul laiver as noar meneer X" (oud-leerling verklaart dat hij zijn lerares van toen 26 prettiger vond om naar te kijken dan zijn leraar van 54...) en dan mijn persoonlijke favoriet: "Magst mie nog n beetje lieden?" "t Kon minder." Nooit te veel van je gevoelens weggeven, is duidelijk het devies.
Om Boer Marc uit het laatste seizoen van Boer zoekt Vrouw (geen Groninger - al studeerde hij in Stad - wel geheel conform de 'weinig spreken en boodschappen communiceren middels ongemakkelijke orakelteksten'-formule) te citeren: " ‘Denk je dat je het leuk vindt om misschien… nog een mango te plukken?" (zijn lach, de twinkel in zijn ogen en het gemier met de tak suggereren iets anders), waarna er gezoend wordt met Annekim, het pleit beslecht blijkt en de rivale gewekt wordt uit een middagdutje om haar samen, als kersvers stel, de bons te geven.
Stukjestraditie
In een tijd waarin het sluiten van huwelijken heel gebruikelijk was, bestond er een rijke traditie in het opvoeren van ‘stukjes’. Voordrachtskunst beperkte zich toen nog niet tot één kanaal; dit was meer ‘Youtube avant la letre’. Sedert de Renaissance kennen de Nederlanden zogeheten rederijkerskamers. Leden van rederijkerskamers voerden op speciale avonden stukjes op die ze opdroegen aan de ‘Prince’; de preses van de kamer. Lieden die hier goed in waren, gingen op tournee met hun voordrachtkunst om voor een gretig publiek hun verhaal te doen.
Zo ging het ook met die bruiloftstukjes: zulke sketches en liedjes werden voorgedragen tijdens een huwelijksfeest en stukjes die goede kritieken oogstten werden verzameld en keer op keer opgevoerd. Nog steeds leeft die traditie voort op huwelijkspartijen en jubileumvieringen en nog altijd zijn Groningstalige stukjes met een geestige ondertoon populair. Schuttert een spreker te lang voor aanvang van zijn conference dan klinkt er uit het – veelal beschonken – publiek iets als “Wordt t nog wat of wordt t niks?” Fré Schreiber verzamelde en bundelde zulke sketches en liedjes onder de titel ‘Dij spreker’ 5 en zelf heb ik een ‘Grunneger Laideboukje’ uit 1936. 6 Veel ervan gaan over de liefde en het huwelijk, dat zal niemand verrassen.
Weinig expressief of onbeholpen
“Doe bist mien speklap, mien laiverd”, zong Henk Wijngaard. Een Gronings koosnaampje is, volgens opdrukken op een lijn met kantoorartikelen die rond 1993 uitgegeven werd, ‘sukkerknailduveltje’. Kortgezegd: de vonken spatten er nu niet direct van af. De meeste van de genoemde voorbeelden onderschrijven dit beeld. Sinds het abele spel ‘Lanseloet van Denemerken’ is er in sommige opzichten weinig veranderd. De goedaardige ridder met wie de heldin van dat verhaal uiteindelijk gelukkig wordt, verwoordt zich weliswaar onbeholpen (“Ic hebbe u liever dan een everzwijn”)7, maar is bij benadering vele malen nobeler dan de gladde prater die haar aanvankelijk de bedstee in kwebbelde.
Noten:
2 ‘Onkruud vergaait nait. Een onderzoek naar tendensen binnen literaire streektaaltijdschriften.’ (2005), Ingeborg Nienhuis
3 Veel van de beschreven liedjes zijn verkrijgbaar op CD of via een
streamingdienst. De meeste ervan werden onder meer gedraaid in het
muziekprogramma ‘Twij deuntjes veur ain cent’.
6 Grunneger Laideboukje (1936). Oetgeven in opdracht van de Alg. Verainen "Groningen"